Borstvoeding geven is niet altijd gemakkelijk in het begin. Praat met je partner zodat zij zich gesteund voelt en weet dat ze er niet alleen voor staat. Toon belangstelling voor de borstvoeding en haar gevoelens. Het is fijn om bezoek in het begin zoveel mogelijk te beperken zodat jullie in alle rust kunnen aanpassen. Tijdens de borstvoeding zelf kan je niets doen maar je kan wel helpen pampers verversen, een badje geven, spelen en knuffelen met de baby om de band te versterken. Je mag ook zeker mee alert zijn voor de hongersignalen en meekijken of de baby goed drinkt. Heb begrip voor je partner en geef complimentjes om haar zelfvertrouwen aan te sterken. 

In het begin zijn het maar enkele druppels melk maar deze geven een bom aan energie. Het is normaal dat je baby de eerste dagen gewicht verliest. Zijn geboortegewicht zal na gemiddeld 14 dagen terug bereikt zijn. Als je baby goed doordrinkt hoor je hem slikken en zuigen. Hij zal ontspannen zijn na de voeding en spontaan in slaap vallen. Het is normaal als je baby in de avond meer wil drinken. Eenmaal thuis zou hij minimum zes plasluiers per dag moeten hebben. Je baby is tevreden als hij rustig is na de voeding.

Bij een plaatselijke verdoving wordt enkel het te opereren lichaamsdeel pijnvrij gemaakt door lokale anesthetica rond de zenuwen in te spuiten waardoor deze worden uitgeschakeld. Je blijft dus wakker tijdens de ingreep. Er kan wel iets toegediend worden waar je slaperig van wordt.

De verdoving kan op verschillende manieren worden toegediend:

  • ruggenprik: verdooft het onderste deel van het lichaam. Afhankelijk van de operatie voel je deze verdoving vanaf de borst of vanaf de navelstreek tot aan de tenen. De anesthesist spuit via een dun naaldje verdovende vloeistof in het wervelkanaal.
  • hals- of okselprik: verdooft enkel de arm. De zenuwen worden opgezocht met een dun naaldje dat kleine stroompjes uitzendt. Telkens wanneer het naaldje op een zenuw komt, voel je een licht elektrisch schokje in je arm. Zo bepaalt de anesthesist de juiste plaats die verdoofd moet worden.
  • regionale intraveneuze verdoving (RIVA): verdooft enkel de arm. Bij een RIVA-verdoving wordt de verdovende vloeistof in een ader van de onderarm gespoten. Na enkele minuten is de arm volledig gevoelloos.  

Tijdens een algemene verdoving wordt je bewustzijn tijdelijk uitgeschakeld waardoor je ongevoelig wordt voor pijn. De verdoving wordt meestal toegediend via een infuus maar dit kan soms ook via een masker dat op het aangezicht wordt geplaatst. Bij aankomst op de operatiekamer wordt de nodige bewakingsapparatuur aangelegd zodat de anesthesist je bloeddruk, ademhaling en hartfunctie tijdens de operatie kan opvolgen. Om zeker te zijn dat de zuurstoftoediening niet in het gedrang komt kan het zijn dat er een buisje in je luchtpijp wordt aangebracht. 

  • Voor de afname van een urinestaal bij een klein kind wordt er een opvangzakje gebruikt.
  • Dit gebeurt best na de voeding en bij voorkeur na het nemen van een bad (genitale streek goed wassen en spoelen).
  • De kleefrand van het opvangzakje zo opplakken dat de urinebuis (urethra) in de opening van het zakje uitmondt. Bij jongetjes blijft het zakje het best zitten als ook het scrotum door de opening van het opvangzakje wordt gebracht.
  • Controleer regelmatig of er urine in het zakje zit. Het zakje mag niet langer dan 1 uur blijven zitten.
  • Als er voldoende urine is opgevangen, verwijder je het zakje en breng de urine over in een urinepotje.
  • Sluit het urinepotje en noteer naam, voornaam en geboortedatum op het potje.
  • Breng het potje zo snel mogelijk naar het laboratorium (maximum 2 uur later, bewaar intussen in de koelkast).
  • Opmerking: zorg ervoor dat er geen stoelgang bij het urinestaal terecht komt.
  • Je voert best eerst een intiem toilet uit met water en zeep, spoel na met water.
  • Laat de eerste urine in het toilet lopen.
  • Gebruik het bekertje en laat de urine hierin vloeien tot het halfvol is.
  • Laat de rest in het toilet lopen.
  • Sluit het urinepotje en noteer jouw naam, voornaam en geboortedatum op het potje.
  • Breng het potje zo snel mogelijk (maximum 2 uur later) naar het laboratorium (bewaar intussen in de koelkast).
  • Je voert best eerst een intiem toilet uit met water en zeep, spoel na met water.
  • Laat de eerste urine in het toilet lopen.
  • Gebruik het bekertje en laat de urine hierin vloeien tot het halfvol is.
  • Laat de rest in het toilet lopen.
  • Sluit het urinepotje en noteer jouw naam, voornaam en geboortedatum op het potje.
  • Breng het potje zo snel mogelijk (maximum 2 uur later) naar het laboratorium (bewaar intussen in de koelkast).
19 oktober 2023

Dag tegen Kanker in Sint-Trudo Ziekenhuis

18 september 2023

Week van dementie

Abonneer op