Een (bijna-) incident is een onbedoelde gebeurtenis tijdens het zorgproces die (net niet) tot schade aan de patiënt heeft geleid, had kunnen leiden of nog zou kunnen leiden als gevolg van een medische handeling, een hospitalisatie of een medisch onderzoek.

Bij een (bijna-) incident kan jij (of je vertegenwoordiger, vertrouwenspersoon of je naaste) rechtstreeks contact opnemen met de betrokkene(n) of kan je je richten tot de dienst kwaliteit (kwaliteit@stzh.be).

Door incidentanalyse wil de dienst kwaliteit komen tot een verbetering van de zorgkwaliteit en de dienstverlening en aantrekkelijkheid van het ziekenhuis vergroten.

Een klacht in onze context is een uiting van ongenoegen of vraag naar informatie of verduidelijking van een patiënt (zijn familie, vertrouwenspersoon of vertegenwoordiger) met betrekking tot de zorgverlening. Vragen, bezorgdheden, klachten, opmerkingen, reacties, conflicten, meningsverschillen en andere dilemma's vallen dus onder 'klachten'. Het recht op een klacht staat omschreven in artikel 11 van de wet betreffende de rechten van de patiënt (22 augustus 2002). Je kan jouw klacht rechtstreeks bij de betrokkene aankaarten of contact opnemen met de ombudsdienst.

Heel belangrijk om weten is dat je bij de ombudsdienst van een ziekenhuis in alle vertrouwen terechtkunt.

De houding en taken van de ombudspersoon:

  • is neutraal, neemt geen standpunt in en oordeelt niet wie al dan niet gelijk heeft
  • werkt onafhankelijk van de directie van het ziekenhuis
  • behandelt iedere klacht vertrouwelijk en is gebonden door het beroepsgeheim
  • bevordert de communicatie tussen patiënt en zorgverlener
  • lost de gemelde problemen niet zelf op maar probeert via bemiddeling tot een oplossing te komen
  • informeert de patiënt over andere mogelijkheden als er geen oplossing bereikt wordt
  • registreert alle klachtenmeldingen en formuleert aanbevelingen aan de directie van het ziekenhuis om herhaling van klachten te voorkomen

Een familielid of andere begeleider mag je vergezellen tot aan de toegang van de onderzoeksafdeling. Ze kunnen je best opwachten in de wachtruimte of in de cafetaria van het ziekenhuis*. Voor begeleiders van kinderen en mindervaliden kunnen uitzonderingen toegestaan worden; dit bespreek je best vooraf met het team van de dienst nucleaire geneeskunde.
* Tenzij er andere maatregelen voor bezoekers en begeleiders van kracht zijn.

Na afloop van het onderzoek blijft de radioactieve stof nog enkele uren in je lichaam, waardoor je een minimale straling uitzendt. Om de personen in je omgeving niet onnodig aan straling bloot te stellen, is het belangrijk dat je de volgende richtlijnen volgt.

  • Straling neemt sterk af met de afstand. Op de dag van het onderzoek bewaar je best een armlengte afstand met andere mensen. Kleine kinderen neem je best zo weinig mogelijk vast op de dag van het onderzoek (niet op schoot nemen, verzorging van het kind laten uitvoeren door een ander familielid, enz.).

  • Je kan je werk zonder problemen voortzetten. Als je tijdens je werk in contact komt met radioactiviteit, meld dit zeker aan de arts.

  • Indien mogelijk drink je best zoveel mogelijk water na de toediening van de radioactieve stof. Hierdoor zal de stof sneller uitgescheiden worden via de urine.

  • De minimale straling die je uitzendt, is op zich onschadelijk, maar kan wel bepaalde detectietoestellen activeren, zoals controleposten op de luchthaven. Hou hiermee rekening als je vlak na de behandeling op reis zou vertrekken.

  • Vermijd rechtstreeks contact met uitscheidingsproducten (urine, stoelgang, braaksel en bloed). Gebruik zo nodig wegwerphandschoenen. 

Als je een onderzoek op de dienst nucleaire geneeskunde moet ondergaan, moet je een aantal richtlijnen volgen.

  • Je mag gewoon eten en drinken voor en na de toediening van de radioactieve stof, tenzij we je uitdrukkelijk vragen om nuchter te blijven.
  • Indien je zwanger bent, of vermoedt dat je zwanger bent, verwittig dan onmiddellijk de arts. Het is belangrijk dat je dit meldt voor de toediening van de radioactieve stof.
  • Indien je borstvoeding geeft, verwittig dan onmiddellijk de arts. Voor sommige onderzoeken raden we aan om gedurende een korte periode na het onderzoek geen borstvoeding te geven.
  • Meestal hoef je je voor het onderzoek niet uit te kleden. Je verwijdert best metalen voorwerpen (bv. juwelen). Deze kunnen immers het onderzoek verstoren.
  • Graag op tijd aanwezig zijn voor het onderzoek.

 Als je onverwacht verhinderd bent en je afspraak niet kunt nakomen, kan je dit telefonisch doorgeven aan de dienst nucleaire geneeskunde (tel. 011 69 93 00). Zo kunnen wij de bestelling van een duur product tijdig annuleren.

Iedereen is zich bewust van de gevaren van radioactiviteit. Je mag echter gerust zijn dat alle nodige stralingsbeschermingsmaatregelen worden getroffen tijdens een nucleair onderzoek. De hoeveelheid straling die je ontvangt is gering en wordt streng gecontroleerd en gemeten met instrumenten die zeer regelmatig worden nagekeken. De ingespoten hoeveelheid is in overeenstemming met de internationaal aanvaardbare normen. De straling is vergelijkbaar met een klassieke radiografie (RX).

De tijd tussen de toediening en het uiteindelijke onderzoek is afhankelijk van het te onderzoeken orgaan, dit kan gaan van enkele minuten tot verschillende uren. Soms duurt een onderzoek 1 of meerdere dagen. Deze tijd heeft het product dan nodig om naar het gewenste orgaan te gaan en daar op te stapelen vooraleer het beeld kan opgenomen worden. De opname van de beelden zelf duurt 15 minuten tot 1 uur. Als het onderzoek lang duurt of als er meerdere foto’s genomen moeten worden, doen we dit om een zo goed mogelijk beeld te krijgen.

Voor elk onderzoek wordt een bepaalde procedure gevolgd. Bij de meeste onderzoeken wordt de radioactieve stof ingespoten in de ader. Voor sommige onderzoeken adem je een gas in of wordt de radioactieve stof toegediend in de vorm van een maaltijd of een drankje. De radioactieve stof circuleert vervolgens in je lichaam en stapelt zich op in het orgaan dat onderzocht moet worden. Je zal van de inname geen noemenswaardige hinder ondervinden. Allergische reacties komen uiterst zelden voor en alleen in zeer lichte mate.

Voor de opnames moet je onder de gamma-camera gaan liggen. Om beelden met een zo hoog mogelijke kwaliteit te maken, wordt de gammacamera zo dicht mogelijk bij het te onderzoeken orgaan gebracht. Het is belangrijk dat je tijdens de beeldopname stil ligt en rustig ademhaalt. Je ligt voor het onderzoek niet in een tunnel.

Het onderzoek is pijnloos. Enkel het aanprikken van het bloedvat kan pijnlijk zijn en is vergelijkbaar met de prik bij een bloedafname. De inspuiting zelf heeft geen nevenwerkingen: geen allergische reacties, warmtegevoel of slaperigheid. Je kan onmiddellijk na het onderzoek op eigen krachten de afdeling verlaten, tenzij de arts je persoonlijk andere richtlijnen geeft.

Na afloop worden de onderzoeksresultaten gestuurd naar je behandelend arts die het onderzoek heeft aangevraagd. Je kan een afspraak maken met deze arts om de resultaten te bespreken.

Het KB van 23 maart 1998 (Bijlage 6, Art V) stelt dat ernstig chronisch nierlijden de uitsluiting tot het besturen van een motorvoertuig tot gevolg heeft.

Indien gewenst, kan een tijdelijk rijbewijs worden verleend. Dit tijdelijk rijbewijs is kosteloos te bekomen en is onmiddellijk beschikbaar bij het inruilen van het huidige rijbewijs, mits voorlegging van een ingevuld aanvraagformulier en een rijgeschiktheidsattest. Je nefroloog kan bij eenvoudige pathologie een advies geven over de rijgeschiktheid. Indien er bijkomende problemen zijn, zoals bv. verminderd zicht, suikerziekte, hartritmestoornissen of epilepsie, zal de nefroloog je voor specialistisch advies verwijzen naar bv. de oogarts, de endocrino-, de cardio- of de neuroloog.

In specifieke gevallen zal de arts je moeten verwijzen naar het CARA centrum. Wanneer je al een dialysebehandeling krijgt, kan de aanvraag van een tijdelijk rijbewijs onmiddellijk gebeuren. Indien je pas start met dialyse kan de aanvraag pas na enkele weken gebeuren, omdat eerst moet geëvalueerd worden hoe je de dialyse verdraagt.

De geldigheidsduur van de rijgeschiktheid is beperkt tot maximaal twee jaar voor categorie A3, A, B, B+E of G, en maximaal een jaar voor categorie C, C+E, D of D+E of van subcategorie C1, C1+E, D1 of D1+E.

Abonneer op